Home » 4 NATIONALISME

4 NATIONALISME

NATIONALISME VLOEK OF ZEGEN ?

 

 

Op een der hangkapitelen aan de voorgevel van het Brusselse stadhuis prijkt een gruwelijk tafereel. Liggend op een bed heeft een stervende man, Herkenbald,  zijn neef stevig bij de haren gegrepen. Haast onbewogen en met vaste hand snijdt hij de keel over van zijn bloedverwant die een vrouw verkracht had.

 

Bij het begin van de dertiende eeuw werd de Herkenbald-legende opgetekend door de Keulse cisterciënzermonnik Caesarius von Heisterbach (°1180).

 

Dit verhaal was destijds zeer populair bij de Brusselaars die - net als de andere Brabanders trouwens - intense relaties onderhielden met het Rijnland.

 

Deze sage werd dan ook meermaals afgebeeld: op de kapitelen van het Brusselse stadhuis, op de in de Zennestad geweven wandtapijten en op schilderijen.

 

Vóór het bombardement van Brussel door de Fransen (1695) hingen in de schepenzaal van het stadhuis vier gigantische panelen waarop Rogier Vander Weyden (+1464)   het verhaal van Herkenbald had geschilderd.

 

Herkenbald wordt traditioneel beschouwd als het toonbeeld van de onkreukbare rechter  die - zonder aanzien des persoons - recht laat wedervaren.

Dit "Gerechtigheidstafereel" moest de Brusselse wethouders ertoe aanzetten steeds eerlijke vonnissen te vellen en geen voorkeursbehandeling te geven aan verwanten of vrienden.

 

Toch rijst de vraag of Herkenbald enkel voor rechters een toonbeeld  vormt.

 

Heeft deze middeleeuwse sage geen ruimere draagwijdte ?

 

Kunnen ook nationalisten er niets uit leren ?

 

Wezenlijk voor het nationalisme is de verantwoordelijkheid en de inzet voor een volk, d.w.z.  een concrete gemeenschap die door taalkundige en/of culturele factoren herkenbaar is .

 

Verantwoordelijkheid en inzet, de fundamentele kenmerken van het nationalisme, vormen ongetwijfeld  positieve houdingen.

 

Zij houden echter evenzeer  risico's en gevaren in.

 

Net zoals àlle andere edele drijfveren die mensen bezielen, kan ook nationalisme zeer gemakkelijk ontsporen  en leiden tot ergerlijke wandaden en misbruiken.

 

Dit gebeurt wanneer het volk dermate verabsoluteerd wordt dat ook immorele middelen worden ingeschakeld om het zogezegde welzijn van het eigen volk te behartigen: " Right or wrong, my country !".

 

Het goedpraten van wandaden door het eigen volk gepleegd, vormt de negatie zelf  van het nationalisme.

 

Het getuigt immers van een totale onverantwoordelijkheid ten aanzien van een concrete gemeenschap.

 

Precies omdat zij zich verantwoordelijk voelen voor hun volk, moeten uitgerekend nationalisten de eersten zijn om  de wandaden van eigen mensen te veroordelen.

 

Net als Herkenbald is het hun plicht - desnoods onverbiddelijk- op te treden tegen diegenen die hen dierbaar zijn.

 

Nationalisten mogen zich dan ook niet koesteren in zelfvoldaanheid over de grootse daden van het eigen volk vaak in een ver en mythisch verleden.

 

Zij moeten integendeel volop in de hedendaagse realiteit staan en er voortdurend  naar streven de eigen onvolkomenheden te verbeteren om zo te werken aan een meer menswaardige wereld.

 

Voor opvattingen als zou het eigen volk  "beter", "superieur" of "uitverkoren" zijn  en daardoor geroepen om anderen te overheersen, kan in het nationalisme geen plaats zijn.

 

Het lijdt echter niet de minste twijfel dat nationalisme zeer gemakkelijk kan ontaarden  tot dergelijk chauvinisme, racisme en imperialisme.

 

Net als alle andere menselijke drijfveren kan ook het nationalisme ten goede of ten kwade worden aangewend.

 

De risico's zijn hierbij des te groter omdat - en dit blijkt telkens weer - het nationalisme enorme krachten in zich bergt.

In 1966 verklaarde de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Oe Thant, dan ook zeer terecht:

 

"Er valt een les te trekken uit de huidige wereldsituatie, namelijk dat het nationalisme  nog steeds de machtigste kracht is in het leven der volkeren".

 

Dit zet kortzichtige mensen ertoe aan de banvloek uit te spreken over deze diepmenselijke bewogenheid.

 

Wanneer men sommigen  zou geloven dan moet het nationalisme zowat het mens geworden kwaad zijn.

 

Meer dan waarschijnlijk was het de Prins der Duisternis zelf die deze gesel op het aardrijk heeft laten neerkomen.

 

Traditioneel wordt - en dit met  een onthutsende vanzelf-sprekendheid - verkondigd dat zowat alle kwalen die de aarde teisteren (oorlogen, milieuvervuiling enz.) veroorzaakt worden door het nationalisme.

 

Tijdens de laatste jaren wordt vanuit bepaalde kringen verklaard dat de milieuvervuiling ook te wijten is aan .. het nationalisme.

 

Nu is dit wel een bijzonder merkwaardig. 

 

Een zeer groot deel van die - overigens ergerlijke - verloedering  wordt immers veroorzaakt door het blinde winstbejag  van een aantal bedrijven, niet zelden verenigd in multinationals.

 

Welnu als er nu één soort mensen bestaan die zich niets gelegen laten aan grenzen van staten, laat staan aan  diversiteit van de volkeren, dan zijn het deze mundialisten en internationalisten...

 

Maar wat moet er worden geantwoord op de beschuldiging dat het nationalisme de vergiftigde bron zou zijn waaruit oorlog en geweld stromen ? 

 

Dat er in naam van "Het Volk" en eigenlijk nog veel meer in naam van "De Staat"  talloze malen gemoord werd lijdt geen twijfel. 

 

Maar moet net hetzelfde  niet gezegd worden van andere politieke ideologieën als het socialisme en het liberalisme ?

 

Na de ineenstorting van het Sovjet-Imperium wordt stilaan duidelijk welke mensonterende wreedheden werden begaan in naam van het socialisme.

 

Is dit een reden om het socialisme te verwerpen ?

 

En hoeveel mensen werden in de loop der tijden niet verknecht en vermoord in naam van de  vrijheid  ?

 

Telkens weer heeft dit - op zich zeer nobele - beginsel geleid tot verslaving en uitbuiting van brede lagen van de samenleving ten bate van een beperkte geprivilegieerde minderheid.

 

Gaat men daarom het liberalisme verketteren ?

 

En, van ketters gesproken ! , hoeveel mensen werden in de loop der eeuwen (en worden nog steeds) niet omgebracht in naam van God ?

 

Moet daarom de godsdienst uit dit aardrijk verbannen worden ?

 

Kortom: élke politieke ideologie en élke levensbeschouwing - hoe edel haar doelstellingen ook mogen zijn - loopt telkens weer het gevaar  te vervallen in schandelijke misbruiken.

 

Een en ander schijnt nu eenmaal  wezenlijk deel  uit te maken van het mens zijn.

 

Niets is echter gevaarlijker dan het negeren, verketteren of onderdrukken van de diepmenselijke drijfveren.

 

De Fransen verklaren dan ook zeer terecht: "Chassez le naturel et il revient au galop !".

 

Krachten die men toch niet kan neutraliseren, moeten integendeel worden aanvaard en in goede banen geleid.

 

Dit geldt niet alleen voor de drang naar vrijheid, voor het streven naar gelijkheid en sociale rechtvaardigheid maar ook voor  de zucht naar de erkenning van de culturele identiteit, essentiële vereiste voor concreet menselijk engagement.

 

Nationalisme is als vuur.

 

Dit natuurelement kan uiteraard zeer gevaarlijk zijn, enorme vernielingen aanrichten en talloze slachtoffers maken.

 

Zo was het vroeger, zo is het nu en zo zal het ook in de toekomst zijn.

 

Wie zal echter durven beweren  dat vuur slecht is  en uit de wereld dient gebannen te worden ?  

 

Dat laatste - voor zover het zou mogelijk zijn -  zou in de kortste keren  de wereld zelf onleefbaar maken.

 

Franciscus van Assisi (+1226) een door en door vredelievend man, innig verbonden met de natuur  schreef dan ook in zijn Zonnelied :  "Geprezen zijt gij mijn Heer, om onze broeder Vuur, waardoor Gij de nachten verlicht  en dat sterk en machtig , ons heilig en dierbaar is "

 

 

Gepubliceerd in “Wij”, 7 juli 1990, p. 22-23.  

CONCRETE VERWERKELIJKING VAN HET HUMANISME

 

MEER DAN TEGEN HET FRANS ZIJN

 

Vlak bij de kerk van Onze-Lieve-Vrouw  van de Zavel te Brussel ligt het stemmige park van de Kleine Zavel.

 

Daar staan de levensgrote standbeelden van Lamoraal van Egmont en de graaf van Hoorne, de tragische figuren uit de Nederlandse vrijheidsstrijd tegen de dwingelandij van Filips II.

 

Ook  prins Willem van Oranje, Vader des Vaderlands, werd hier vereeuwigd.

 

Op een zonnige voorjaarsdag troepten in dit plantsoen een aantal leden van een Vlaamse cultuurvereniging rond hun gids.

 

Die verklaarde hoe Egmont en Hoorne in 1569 op de Brusselse Grote Markt onthoofd werden.

 

Toen een iets oudere dame vroeg waarom beide edelen eigenlijk waren terechtgesteld, leek hun begeleider even het Noorden kwijt te zijn.

 

Maar onmiddellijk daarna herpakte hij zich : " Maar omdat ze tegen het Frans waren natuurlijk !".

Daarop keken alle toehoorders met instemmende bewondering naar het hoog op zijn sokkel verheven tweetal: "Dat waren nog eens twee goeie zie ! ".

 

Voor heel wat mensen is "tegen het Frans zijn" nog steeds het kenmerk bij uitstek waaraan men  "een goede Vlaming" kan herkennen.

Die geestesgesteldheid hoeft overigens geen verwondering te wekken.

 

In onze gewesten werd het Nederlands immers al te lang veracht.

Groeide in het vrijgevochten Noorden na 1585 de taal van het volk uit tot de officiële taal dan was dit in de Zuidelijke Nederlanden niet het geval.

 

Vreemde heersers domineerden dit gebied waar de gegoede bovenlaag courant naar het Frans overschakelde.

 

Het gewone volk ,van zijn elite beroofd, sprak een van de vele dialecten die Brabant, Limburg en Vlaanderen rijk waren.

 

Van enig politiek bewustzijn was geen sprake.

 

Onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden  (1815-1830) scheen het Nederlands eindelijk de kans te krijgen om ook in de Zuidelijke Nederlanden tot officiële taal uit te groeien.

 

De goedbedoelde  maar nogal autoritair doorgevoerde hervormingen van koning Willem I stuitten echter op het verzet van de verfranste bourgeoisie.

 

Laatstgenoemde maatschappelijke groep kreeg vanaf 1830 in het nieuwe België volop de " vrijheid " om het volk te besturen in een taal die het niet begreep.

 

De "Vlaamse Beweging" heeft meer dan honderd vijftig jaar nodig gehad om - aanvankelijk via taalwetten later door autonomie - toestanden te scheppen die in andere landen reeds lang evident zijn.

 

Jammer genoeg werd - precies om "Vlaanderen" te kunnen "vervlaamsen" - de aloude Brabantse en Nederlandse  stad Brussel in de loop der negentiende eeuw losgelaten en in steeds sterker mate aan verfransing overgeleverd.

 

Deze zogenaamde "taalstrijd" die gedurende zo'n twee eeuwen werd gevoerd door ettelijke generaties flaminganten heeft de "Vlaamse"  mentaliteit sterk getekend.

 

Volkomen ten onrechte zijn velen gaan geloven dat het er voornamelijk, zo niet uitsluitend, op aan kwam wantoestanden op taalgebied uit de weg te ruimen.

 

Men moest met andere woorden "tegen het Frans zijn".

 

Eens het Vlaams zijn rechtmatige plaats zou hebben veroverd, was de strijd gestreden.

 

Naarmate taalwetten en  vooral de groeiende autonomie het Frans terugdrongen, had het publiek steeds minder boodschap aan dergelijk "taalflamingantisme".

 

In het Nederlandstalige deel van België wordt men nog zelden met taalincidenten geconfronteerd.

Datgene waar vroegere generaties jarenlang hebben moeten voor strijden, is voor de jeugd  evident geworden.

 

Heel hun leven verliep probleemloos in het Nederlands vanaf de kinderkribbe tot en met de universiteit.

 

Zij voelen er dan ook allerminst nog behoefte aan om de “flamingant” te gaan uithangen.

 

Oudere mensen die soms nog in het Frans moesten studeren en ook in hun later beroepsleven meermaals werden achteruit gesteld  om hun "Vlaming-zijn", ergeren zich over "het afhaken van de jeugd".

 

Het taalconflict schijnt soms de plaats te hebben geruimd voor een generatieconflict.

 

Dergelijke misverstanden vloeien grotendeels voort  uit het feit dat velen de Vlaamse Beweging al te zeer en al te uitsluitend zien als een taalbeweging.

 

In werkelijkheid echter is de Vlaamse Beweging in  wezen een nationalistische beweging.

 

Eigenlijk  vormt zij hier bij ons in de (Zuidelijke) Nederlanden de versie van een  veel bredere internationale stroming.

 

Om een en ander te verduidelijken, kan het nuttig zijn even stil te staan  bij  het onderscheid tussen taalflaminganten enerzijds  en nationalisten anderzijds.

 

Al streven  zij  allebei naar de vrijwaring van de eigen taal en cultuur toch bestaan er tussen  hen beiden  wezenlijke verschillen niet alleen inzake de aan te wenden middelen maar zelfs inzake het uiteindelijke doel.

 

De taalflaminganten hebben steeds  geloofd  dat de "Vlaamse Kwestie" enkel en alleen een "taalkwestie" was  die kon worden opgelost met taalwetten.

 

De nationalisten daarentegen hebben reeds vrij vroeg ingezien dat het om een nationaliteitenconflict ging.

 

Men vindt die opvatting voor het eerst verwoord in de befaamde "Verhandeling op d'onacht d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden" van J.B.C. Verlooy (1746-1797).

 

Het zou echter nog tot aan de Eerste Wereldoorlog duren eer hieruit de logische conclusie werd getrokken: enkel ingrijpende staatkundige hervormingen (zelfbestuur, autonomie, federalisme, confederalisme ) kunnen het conflict tussen Nederlands- en Franstaligen oplossen.

 

Pas zeer geleidelijk en na heel wat achterhoedegevechten zijn de taalflaminganten de nationalisten op die weg gevolgd.

 

Niet enkel inzake de tactiek en de strategie maar zelfs inzake het uiteindelijke doel verschillen nationalisten en flaminganten van mekaar.

 

Voor flaminganten is eigenlijk alles volbracht wanneer "Vlaanderen" eenmaal "Vlaams"  zal zijn geworden.

 

Nationalisten daarentegen nemen daarmee allerminst vrede.

Zelfs de autonomie is voor hen geen einddoel maar integendeel slechts een begin.

Zelfbestuur is voor nationalisten slechts een middel.

 

Het is slechts  een staatkundig kader om te werken aan een meer menswaardige samenleving.

 

In wezen is het nationalisme  niets anders dan de concrete verwerkelijking van het humanisme.

 

Zowel de filosofie als de psychologie en de sociologie hebben erop  gewezen dat een enkeling pas volwaardig mens kan worden door inzet en verantwoordelijkheid voor anderen.

 

Het gaat daarbij allerminst om een in hogere sferen zwevend zogezegd "universeel mensdom" maar integendeel om een zeer concrete en herkenbare gemeenschap waarvoor iemand zich verantwoordelijk kan voelen.

 

Voor de anonieme massa daarentegen voelt niemand zich nog verantwoordelijk.

 

Dit voert fataal tot een onmenselijke "samenleving"  waarin onverschilligheid, egoïsme, materialisme en nihilisme de toon aangeven.

 

Kortom een samenleving waarin het humanisme ver te zoeken is.

 

Nationalisten beperken zich dus niet tot de al te gemakkelijke en al te vrijblijvende lippendienst aan een zogezegd "universele mensheid" maar zetten zich daadwerkelijk in voor een cultureel herkenbare gemeenschap waarvoor zij zich verantwoordelijk voelen.

Dergelijke dienstbaarheid aan een volk sluit overigens allerminst solidariteit met andere volken niet uit.

 

Wel integendeel !

 

Zoals ouders zich verantwoordelijk voelen voor hun kinderen, burgers voor hun stad, zo voelen nationalisten zich verantwoordelijk voor hun volk, een gemeenschap die voor hen op een of andere manier herkenbaar is.

 

Welnu die herkenbaarheid wordt in belangrijke mate bepaald door taal en cultuur.

 

Die verschaffen de enkeling een omgeving waarin hij zich kan ontplooien, kortom waarin hij zichzelf en ook de wereld meer menselijk ("humanior") kan maken.

 

Daarom ook streven de volkeren overal ter wereld haast instinctief naar de vrijwaring van hun taal en cultuur.

 

Wanneer een enkeling die band met een volksgemeenschap verloren heeft, vervalt hij niet zelden in vervreemding, in morele en psychische ontreddering.

 

De gevolgen van de teloorgang van deze band hebben vandaag schrikwekkende afmetingen aangenomen.

 

Het volk vormt het natuurlijke leefmilieu van de enkeling.

 

Het mag dan ook wel een fenomenale paradox genoemd worden dat  uitgerekend de zgn. "Groenen" - die toch telkens weer beweren de behoeders bij uitstek van het leefmilieu te zijn  -  de banvloek uitspreken over het nationalisme .

 

Precies dit veelgesmade  "enggeestig nationalisme"  waakt over  het in stand houden van het meest fundamentele leefmilieu van de mens: zijn volk.

 

Leefmilieu is dan ook voor nationalisten oneindig veel meer dan groen,  dan zuiver water en gezonde lucht, hoe  belangrijk ook.

 

Het was trouwens allerminst toevallig dat uitgerekend de nationalisten als eersten de verloedering van de natuur hebben aangeklaagd en dit ... lang voor er zelfs van "Groenen" sprake was...

 

Heel de geschiedenis door krijgen nationalistische bewegingen te horen dat zij slechts  een "voorbijgaand" of zelfs een "voorbijgestreefd"  gedachtegoed zouden verkondigen en zelfs de aandacht  zouden afleiden  van de  "echte problemen".

 

Dat zouden dan o.a. de sociaal- economische  en de milieuproblemen zijn.

 

Merkwaardig genoeg blijkt telkens weer dat precies mensen die in een haast uitzichtloze sociaal-economische situatie verkeren uitgerekend in een dergelijk “voorbijgestreefd gedachtegoed” een houvast vinden.

 

Zodra de volkeren in de Sovjet-Unie - die meer dan zeventig jaar marxistische “gelijkschakeling” hadden moeten ondergaan - van dit juk waren bevrijd, gingen zij op zoek naar hun nationale en cultuurhistorische wortels.

 

Dat was op dat moment blijkbaar even belangrijk als materiële behoeften.

  

Het nationalisme heeft een enorme bezielende en motiverende kracht.

 

Het geeft de mensen het psychische houvast ergens thuis te zijn in een concrete gemeenschap waarin men rechten en plichten heeft.

 

Bovendien vertrekt deze  ideologie van de zeer fundamentele realiteit: de mensheid vorm inderdaad  geen gelijkgeschakelde, uniforme, kleurloze en anonieme massa.

 

Zij  bestaat integendeel - en dit van oudsher - uit een rijke schakering van verschillende volkeren en culturen.

 

Wie zweert bij een in hogere sferen zwevend pseudo-universalisme  is blind voor het nuchtere feit dat men eerst nationalist moet zijn om inter-nationalist te kunnen worden.

 

Het spreekt in dit verband trouwens boekdelen dat uitgerekend de grootste universele geesten  steeds mensen zijn geweest  die diep verankerd zaten in een eigen cultuur.

 

Hoe universeel een Leonardo da Vinci of een Michelangelo Buonarotti ook waren toch zijn zij steeds door en door Italiaans gebleven .

 

Nationalisme is dus heel wat meer dan "tegen het Frans zijn".

 

Het is integendeel voor iets zijn.

Het is bouwen aan een meer menswaardige wereld, niet door vrijblijvend getheoretiseer, maar door de zeer concrete inzet voor een volk.

 

Dit is immers de natuurlijke gemeenschap die  - na het  gezin, de familie, de stad,  de streek - de enkeling het meest nabij .

 

Zolang er mensen leven op deze aarde  zullen zij zichzelf pas kunnen ontplooien in het kader van die ruimere gemeenschap waarmee zij zich niet alleen  kunnen identificeren  maar  waarvoor zij zich bovendien verantwoordelijk voelen.

 

Het spreekt dan ook vanzelf  dat dergelijk humanistisch nationalisme nooit voorbijgestreefd zal zijn. Wel integendeel !

 

Als politieke stroming zal het nationalisme aan betekenis winnen naarmate de achterhaalde grenzen van artificiële staten en machtsblokken verbrokkelen en de natuurlijke en wezenlijke bestanddelen der mensheid steeds duidelijker naar voor treden.

 

Pas dan zal het mogelijk worden een nieuwe wereldordening uit te bouwen waarin eindelijk de identiteit van de volkeren erkend wordt. 

 

In het licht van dit alles, lijdt het niet de minste twijfel dat het nationalistische gedachtegoed  actueler is dan ooit.

 

Dit geldt ook voor de Nederlandse gemeenschap in België.

 

Vergeleken met de enorme uitdaging die de groeiende  Europeanisering en internationalisering vormen, zijn twee eeuwen strijd voor gelijkberechtiging in België slechts kinderspel geweest.   

 

(gepubliceerd in “Wij”, 15 september 1989, p. 18-19)

 

 

DE VREEDZAME REVOLUTIE

 

 

 

"Wer jetzt schläft der ist tod" (Wie nu slaapt die is dood).

 

Die woorden riep een zekere Andreas Rudolf naar de journalisten en cameralui  die samen met hem getuige waren van de val van de Berlijnse Muur.

 

Die muur was ettelijke jaren het hatelijke symbool van de verdeling én van Duitsland én van Europa.

 

Tot een paar weken voor de "Zusammenbruch" was iedereen ervan overtuigd dat dit bouwwerk van beton en prikkeldraad, zo niet eeuwig, dan toch nog vele decennia, stand zou houden.

 

Eenzelfde sacrosanct karakter had ook de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken.

 

Algemeen werd aanvaard dat de staten en grenzen (zoals die na 1945 waren "vastgelegd")  en de verdeling van Europa in twee vijandige blokken eeuwig stand zouden houden.

 

Allicht zullen historici later wijzen op de fenomenale paradox  die de Europese samenleving van de tweede helft van de twintigste eeuw lange tijd heeft gekenmerkt.

 

Enerzijds kon, meer nog moest alles veranderen , maar anderzijds waren er twee zaken onaantastbaar en heilig: het Europese statensysteem zoals dat met zijn grenzen en zogenaamde "evenwichten" was afgebakend na de Tweede Wereldoorlog en de opsplitsing van Europa in een kapitalistisch en een communistisch blok.

 

Alles mocht in vraag gesteld worden, alleen dát niet.

 

Op dit vlak was de geschiedenis blijkbaar op haar eindbestemming aanbeland.

 

"Alles was volbracht".

 

Men moest enkel nog wachten op de Jongste Dag.

 

Een paar maanden volstonden echter om duidelijk te maken dat de machtige stroom van de Europese geschiedenis zich niet laat tegenhouden.

 

Elke generatie kan als zij dat werkelijk wil en als de omstandig-heden daartoe gunstig zijn, ingrijpende veranderingen teweegbrengen.

 

Ook hier blijkt telkens weer dat het nationalisme een belangrijke rol speelt bij dergelijke fundamentele ommekeer.

 

Ook in Midden- en Oost-Europa werpt deze gedachtestroming zich andermaal op als een der drijvende krachten van de historische ontwikkeling.

 

Nationalisme werd hier eerder vergeleken met vuur.

 

Dit natuurelement is bij machte  om ogenschijnlijk onwrikbare materialen zoals gesteenten en staal in beweging te brengen.

 

Niet alleen de  onderlinge verhoudingen tussen staten worden in vraag gesteld maar ook de interne organisatie  in de diverse landen, ja zelfs de meest uiteenlopende domeinen van de samenleving worden door deze stroming beroerd.

 

Nationalisme is per definitie beweeglijk, net het tegendeel van conservatisme.

 

Precies daarom wordt deze ideologie verketterd door allen die belang hebben bij het handhaven van de bestaande toestand.

 

Die gevestigde situatie garandeert immers het behoud van privileges en machtsposities.

 

Dat is in de specifiek Belgische situatie zeer duidelijk gebleken.

 

Vakbonden, mutualiteiten, patroonsorganisaties, zuilen enz. hebben  jarenlang de regionalisering  in België tegengewerkt omdat die zou kunnen leiden tot een aantasting van hun invloed.

 

Zij hebben de macht netjes onder mekaar verkaveld en  willen dat ook zo houden.

 

Het nationalisme, bron van veranderingen en vernieuwingen, schuwen zij daarom als de pest.

 

Nationalisme is in wezen revolutionair.

 

Dit betekent niet dat het er naar streeft om met geweld een radicale ommekeer door te drukken.

 

Nationalisme is revolutionair  in die zin dat het geen vrede neemt met de bestaande ordening.

 

Op het vlak van het statensysteem is die zogezegde ordening de wrange vrucht van het bedenkelijke spel dat vorsten en andere machthebbers, met de steun van militairen en diplomaten,  eeuwenlang gespeeld hebben op kosten van de volkeren.

 

Heel de geschiedenis door werden mensen inderdaad miskend in hun concrete culturele identiteit, essentiële voorwaarde voor hun harmonische ontplooiing.

 

Meer nog !

 

Het cynisme werd zelfs zover gedreven dat volkeren aangemaand werden zich neer te leggen bij de bestaande toestanden  en de zogenaamd "historisch gegroeide realiteiten".

 

Nu eens werden zogezegde “hogere belangen” ingeroepen als " de eenheid van het land" , "de economische welvaart" , "het Europese machtsevenwicht", " het behoud van de vrede"  enz.

 

Toen het Sovjetimperium begon uiteen te vallen en de diverse nationaliteiten er autonomie of onafhankelijkheid eisten, werd door sommigen gewaarschuwd voor deze ontwikkeling.

"Waar gaan we naartoe als de mensen het zelfbeschikkingsrecht der volkeren beginnen ernstig te nemen ! ",

 

" Stel U voor dat al die minderheden in diverse staten van Europa hun rechten beginnen op te eisen !" of nog "Het kan toch niet zijn dat men die doos van Pandora zou openzetten !"  klonk het in sommige kringen.

 

Soms werd warempel de democratie erbij gesleurd om  bestaande toestanden te handhaven.

 

Alsof men van democratie kan spreken wanneer de volkeren in hun eigenheid worden miskend !

 

Naar aanleiding van de Golfoorlog werd met uitgestreken gezicht verkondigd dat de internationale rechtsorde (!) geschonden was en dat de soevereiniteit  van de staten hersteld moest worden.

 

Daarbij werd dan wel zeer zedig verzwegen dat die zogezegde internationale rechtsorde in feite werd uitgebouwd door de kolonialistische mogendheden  niet zelden volgens het principe "divide et impera" (verdeel en heers) .

 

Culturele, d.w.z. bij uitstek menselijke, criteria waren daarbij wel de allerlaatste maatstaven  die in aanmerking werden genomen.

 

Zo kwam een statensysteem tot stand dat de Arabische wereld verdeeld en zwak moest houden.

 

Een paar mini-staatjes, gedomineerd door enkele clans die in de grootste weelde leven, monopoliseren  de natuurlijke rijkdommen (petroleum) terwijl andere en grotere landen, beroofd van dergelijke inkomsten, ternauwernood bij machte zijn in de meest  elementaire behoeften van hun bevolking te voorzien.

 

Dergelijke wantoestanden scheppen natuurlijk ideale voorwaarden voor avonturiers en tirannen in spe om  met de wapens orde op zaken te stellen, d.w.z. zich van de macht meester te maken en vervolgens naar expansie te streven.

 

Om dergelijke nefaste ontwikkeling  geen kans te geven is het van het allergrootste belang dat soortgelijk geïnstitutionaliseerd onrecht zo snel mogelijk hersteld wordt.

 

Zeker nationalisten kunnen zich bij zulke  historisch gegroeide wantoestanden niet neerleggen.

 

Op vreedzame manier moet een einde worden gesteld aan dit "staatrechterlijke" onrecht.

 

Het uitbouwen van een totaal nieuwe wereldordening is dan ook één van de hoofdopdrachten van het humanistisch nationalisme.

 

Al te lang immers werd de wereld gedomineerd door het staatsimperialisme dat net het tegendeel is van het nationalisme.

 

Staatsimperialisme heeft allerminst oog voor de mensen en volkeren en hun concrete en zeer verscheiden culturele identiteit maar streeft integendeel  naar een zo groot en zo machtig mogelijk "imperium" waarvan de bewoners zo snel en zo éénvormig mogelijk  "gelijkgeschakeld" moeten worden.

 

Vandaag echter blijkt hoe - ondanks jarenlange geniepige onderdrukking, systematische denationalisering en zelfs brutaal geweld (tot regelrechte volkerenmoord toe) -  overal ter wereld de oude vermolmde staatsstructuren kraken in al hun voegen.

 

En dat men zich geen illusies make ! 

 

Ook in West- Europa komt de dag dat al diegenen die zo lang hun neus ophaalden voor de "miezerige communautaire  twisten" met diezelfde neus op die concrete realiteit gedrukt worden.

 

Dát is de grote uitdaging waarmee Europa in de toekomst zal geconfronteerd worden boterbergen of de prijs van de patatten.

 

Op de vraag hoe men in Europa  eindelijk een vreedzaam samenleven van de diverse volkeren zal kunnen organiseren, hebben noch de socialisten, noch de liberalen,  noch de christen-democraten - laat staan de groenen ! -  een antwoord. 

 

Hoe zouden zij ?

 

Zij waren zelfs niet eens bij machte het Belgische nationaliteitenvraagstuk als dusdanig te onderkennen !

 

Zij hadden het telkens weer smalend over "valse problemen".

 

Jarenlang waren de nationalisten met hun eis voor zelfbestuur de roependen in de woestijn.

 

Voortdurend werden zij  weggehoond als "vuige landverraders" die een "hersenschimmig federalisme" nastreefden om dit land kapot te maken.

 

Uiteindelijk zijn de andere partijen ( noodgedwongen en met zeer veel tegenzin )  onder druk van de nationalisten de weg van de autonomie ingeslagen.

 

En dan zijn er mensen die vandaag - te midden van de toenemende mondialisering -  nog de vraag durven stellen of het nationalisme  nog een toekomst zou hebben ...?          

 

 

Gepubliceerd in “Wij”, 1 februari 1991, p. 26-27.

 

 

 

 

 

 

 

 

NATIONALISME : BASISIDEE VAN EUROPESE BESCHAVING

 

Het was reeds een tijdje geleden. Maar vorige week werd er opnieuw een “eeuwige” waarheid afgekondigd.

 

En hoe luidt dat boven alle twijfels verheven dogma ? 

 

“Nationalisme staat haaks op de basisideeën van de Europese beschaving”, aldus een Open Brief aan de Eerste Minister (DS 28 april 2003) van een groep mensen rond “B-plus”.

 

Dezelfde groep organiseerde zondag 4 mei 2003 ook een betoging door de straten van Brussel.

 

De conservatieve belgicisten die dergelijke theorieën verkondigen, zouden eens de geschriften moeten herlezen van J.B. Verlooy.

 

Die Brusselse advocaat publiceerde in 1788 de beroemde “Verhandeling op d’onacht der moederlyke tael in de Nederlanden”, het manifest dat aan de grondslag ligt van de democratische beweging voor de herwaardering van de Nederlandse taal en cultuur in onze gewesten.

 

Diep doordrongen van het gedachtengoed van de achttiende-eeuwse Verlichting is Verlooy een vurig aanhanger van het rationalisme.

Net als de Franse en Duitse filosofen verwacht hij alle heil van de Rede.

 

Verlooy is daarenboven een overtuigd democraat.

 

Kennis en wetenschap mogen niet langer het voorrecht blijven van een beperkte francofone elite.

 

Ook de brede lagen van de bevolking hebben recht op onderwijs en cultuur.

 

Het talent dat hier leeft, moet gevaloriseerd worden in het belang van de Nederlandse natie.

 

Bovendien moet het volk betrokken worden bij het bestuur van het land.

 

Verlooy kant zich dan ook resoluut tegen de privileges van de gevestigde machten.

 

Deze progressieve jurist staat vooraan in het verzet tegen de autoritaire Habsburgse keizer Jozef II.

 

Op het einde van zijn leven zal Verlooy zelfs een aanhanger worden van het gedachtengoed van de Franse Revolutie.

 

En wat schrijft diezelfde Verlooy ? 

 

Mensen kunnen pas ten volle participeren aan het bestuur van het land wanneer zij dat probleemloos in hun eigen taal kunnen doen.

 

Enkel zo kunnen zij doeltreffend  hun mening verkondigen en hun welbegrepen belangen verdedigen.

 

Herwaardering van de eigen taal, cultuur en identiteit - en dit zijn  bij uitstek nationalistische doelstellingen - vormen de conditio sine qua non voor een democratisering van de samenleving.

 

Plichtbewuste inzet voor het volk waartoe men behoort, stelt de enkeling in staat zich harmonisch te ontplooien, aldus steeds Verlooy.

 

Met andere woorden door verantwoordelijkheid op te nemen voor de gemeenschap wordt men meer mens: een bij uitstek humanistische opdracht.

 

Verlooy stelt ten slotte nog vast dat alle menselijke activiteiten veel rijker worden wanneer zij bezield worden door nationaal gevoel.

 

Dit geldt niet alleen op politiek, economisch en sociaal maar ook en vooral op cultureel vlak.

 

Dit was niet alleen het geval op het einde van de 18de eeuw.

 

Dit is ook vandaag nog steeds het geval.

 

Een paar jaar geleden (1966) stelde de toenmalige Secretaris-Generaal van de UNO Oe Thant vast dat het nationalisme overal ter wereld de meest drijvende politieke kracht was.

 

Het lijdt geen twijfel dat dit bezielende gedachtengoed ook kan ontsporen.

Het is nu eenmaal eigen aan mensen dat zij zelfs de edele doelstellingen ook ten kwade kunnen hanteren.

 

Maar dit laatste geldt eveneens voor het liberalisme en voor het socialisme.

 

Overigens lijdt het geen twijfel dat de meest onmenselijke wreedheden bedreven werden in de naam van God.

 

Het is een levensgrote illusie te denken dat men het nationa-lisme ooit zal uitroeien.

 

Het nationalisme vertrekt van immers van een zeer fundamentele realiteit: de wereld bestaat niet een uniforme gelijkgescha-kelde grijze massa.

 

De  mensheid valt - en dit van oudsher - uiteen  in een rijke verscheidenheid van volkeren en culturen.

 

Die verscheidenheid vormt niet alleen een rijkdom op zich maar - en dat is nog veel belangrijker - zij vormt de onmisbare voorwaarde opdat een individu zich ergens “thuis” zou voelen in een gemeenschap met de daaraan verbonden plichten en rechten.

 

Enkel voor een concreet herkenbare gemeenschap kan de enkeling zijn verantwoordelijkheid opnemen.

 

Voor de uniforme gelijkgeschakelde massa daarentegen voelt niemand zich nog verantwoordelijk.

 

Dit is niet alleen nefast voor de samenleving maar ook voor het individu zelf.

De enkeling blijft vereenzaamd en ontredderd achter.

 

Rijkdom en blind consumentisme kan nooit die akelige leegte vullen.  

 

In tijden van ingrijpende maatschappelijke veranderingen, van steeds verder schrijdende internationalisering en mundiali-sering, hebben mensen, meer dan ooit, behoefte aan een houvast, aan een thuis, aan een concrete en herkenbare gemeenschap waarbinnen zij zich goed voelen, een doel waarvoor zij zich kunnen inzetten.

 

Enkel zo kunnen zij de voldoening smaken iets gerealiseerd te hebben en tezelfdertijd meer mens te zijn geworden.

 

Dat is het wezen van het humanistisch nationalisme.

 

Jarenlang heeft de Volksunie dit rijke gedachtengoed uitgedragen tot het op een lichtzinnige wijze overboord gegooid door een groepje van zogezegde “vernieuwers” en “verruimers”.

 

Die zijn inmiddels naar allerhande partijen zijn overgelopen of hebben hun heil gezocht in ongeloofwaardige kartels.

 

Vandaag is alleen de N-VA  de erfgenaam van dit humanistisch nationalisme. 

MILQUET: BELGISCHE TRICOLORE FRANSE GEOPOLITIEK

 

 

(27 JANUARI 2012) 

Op 16 januari 2012 was het VRT-programma “God en klein Pierke”  gewijd aan Joëlle Milquet.

Op het einde van die uitzending verklaarde deze cdH - Minister aan Martin Heylen:

“We moeten stoppen met die clichés over Vlamingen en Frans-taligen. Het is belachelijk met onze leeuwen, onze hanen. Wij zitten toch niet meer in de middeleeuwen met de edelen, tierlantijntjes, vlaggen, burchten, kastelen, torens dat is voorbij. Zelfs de twintigste eeuw is al voorbij maar de mensen snappen dat niet. Ik ben voor  federeren, wij moeten een kosmische visie hebben. Iedereen is verschillend maar ons doel is hetzelfde. We moeten dus samenwerken.” 

Je zou warempel stil worden van zoveel diepzinnige wijsheid.

Zelfs Teilhard de Chardin komt om het hoekje kijken.

Wie evenwel eventjes achter die fraaie façade kijkt, krijgt echter snel een heel ander beeld.

Inderdaad.  

Diezelfde Joëlle Milquet pleitte op 7 mei 2010 in “Le Vif/ L’expres” voor … de uitbreiding van Brussel op grond van geopolitieke redenen …     

Weg met die domme middeleeuwers met hun kastelen en burchten.

Lang leve de geopolitiek !

Oordeel zelf:  “Moi je défends totalement l’élargissement de Bruxelles. C’est nécessaire. Pour une raison sociologique et pour une raison géopolitique.”

“Nu gij !”, zouden wij in Brussel zeggen !  

De feiten spreken inderdaad voor zichzelf.

Sinds het tot stand komen van België in 1830 hebben de Franstaligen zich eerst meester gemaakt van Brussel stad (95 % Nederlandstaligen in 1788) en vervolgens van 21 gemeenten daar rond. Die 22 gemeenten vormen vandaag het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest.

Maar voor Mw. Milquet is dit nog lang niet voldoende.

Wat dacht U ?

Wij leven toch niet meer in de middeleeuwen !

Ook de faciliteitengemeenten moeten geannexeerd worden: “Il est logique que la Région bruxelloise s’étende vers Kraainem ou Wezembeek-Oppem, à 85 % francophones. Ces communes-là font sociologiquement partie de Bruxelles”.

Milquet (° Charleroi, 1961) was van 2002 tot 2011 Voorzitter van de partij cdH, het “Centre Démocrate Humaniste”.

Deze in Brussel ingeweken Waalse laat geen enkele twijfel bestaan over haar intenties.

Wallonië moet - koste wat kost een gemeenschappelijke grens krijgt met Brussel:

“Mais l’enjeu, c’est aussi que la Wallonie ait une frontière commune avec Bruxelles. C’est stratégique, ça.”

Kortom: het gaat om strategie. Het vormt uiteraard geen enkel probleem dat het bereiken van dit doel andermaal de annexatie vergt van een aantal gemeenten.

Ten slotte behoort Mw. Milquet tot een partij die “de democratie” en “het humanisme” zeer hoog in het vaandel voert !!   

Dergelijke volbloed humanisten en democraten kunnen zich dan ook niet langer neerleggen bij het hemeltergend middeleeuws onrecht dat de “espace francophone” geen aaneensluitend geografisch geheel vormt.

Inderdaad.

Vandaag zijn “Wallonië”  en “Brussel”  nog steeds territoriaal van elkaar gescheiden !

Er liggen nog altijd een paar Vlaamse gemeenten tussen. Een regelrechte schande !   

In 1962 - 1963 bij de vastlegging van de taalgrens hebben de Franstaligen immers een fatale vergissing begaan.

Zij hebben toen inderdaad aanvaard dat Brussel een enclave vormt  in het Nederlandse taalgebied.

“C’est l’erreur majeure que les francophones ont commise en 1962-1963, lors de la fixation de la frontière linguistique. A cause de ça Bruxelles se retrouve aujourd’hui enclavée.”

Gelukkig zal Milquet onverwijld een einde stellen aan die onduldbare middeleeuwse toestand.

Dit vereist het samenvoegen van Wallonië en Brussel: “Il faut réparer cette erreur et joindre les territoires wallon et bruxellois. Il faut créer un espace territorial francophone dans l’Etat belge tout comme il existe déjà une espace néerlandophone”.

De Nederlandstaligen in Brussel en die in de gemeenten tussen Brussel en Wallonië zijn daarbij uiteraard van geen enkel belang.

Je bent “démocrate “ en “humaniste” of je bent het niet… Weg met de burchten en kastelen van de middeleeuwers !

Even een opmerking terloops.  

Voor wie het nog niet zou gemerkt hebben: gemakshalve rekent Milquet alle mensen van buitenlandse herkomst in Brussel … gewoonweg bij de Franstaligen.

De Nederlandstaligen in Brussel zijn blijkbaar verzwonden.

Wie dacht dat voormelde uitspraken van de CDH Voorzitter  enkel een ongelukkige “uitval” waren, veroorzaakt door een felle opstoot van verkiezingskoorts, vergist zich.

 

Een maand later, in “La Libre Belgique” van 2 juni 2010, herhaalde de DDH - voorzitter onverbloemd al haar stellingen.

Opnieuw beriep zij zich uitdrukkelijk op de geopolitiek:   

“Ensuite, il y a ce qu’on peut appeler un élargissement territorial et géopolitique. Il est de l’ordre du caractère equitable dans un Etat federal : il est logique et coherent que Bruxelles et la Wallonie puissent avoir un lien territorial, une frontière commune”.

Milquet fulmineerde reeds meermaals tegen mensen die streven naar “homogene” territoria.

Merkwaardig genoeg verklaart zijzelf op 2 juni  2010: “Bruxelles est à 90 % francophone et la Communauté française n’a pas de territoire homogène (!), ça ne va pas !”

In navolging van Richelieu en consoorten heeft Milquet ook oog voor economische argumenten.

Die maken het evenzeer onontbeerlijk Wallonië en Brussel samen te voegen.

Ook hier wordt - andermaal -  de geopolitiek als argument aangevoerd: “En matière de deployment socio-économique, c’est également indispensable : il faut parvenir à établir ce lien territorial entre Bruxelles et la Wallonie. C’est de la géo-politique”.

Na het lezen van al die verklaringen van Milquet schreef Paul Geudens, commentator van de “Gazet van Antwerpen”, zeer terecht: “Het FDF is overbodig geworden. Olivier Maingain kan met (brug) pensioen. Zijn rol wordt met verve overgenomen door Joëlle Milquet….”

Al die uitspraken beletten Joëlle Milquet evenwel allerminst om zich  - en zonder enige schroom - op te werpen als een vurige Belgische patriot.

Op 22 mei 2010 - tussen haar twee geopolitieke interviews door - kondigde zij doodleuk aan dat de CDH naar de verkiezingen zou trekken onder de wel zeer Belgische slogan “l’union fait la force”, compleet met de tricolore en al …

Joëlle Milquet moet wel erg verblind zijn om niet te zien dat zij zich met dergelijke uitspraken ontpopt tot de beste propagandist van het separatisme…   

Zelfs de middeleeuwers - waarover de CDH coryfee zich zo laatdunkend uitlaat - zouden dit reeds lang begrepen hebben.   

 

Paul De Ridder Brussel&Firenze

Paul De Ridder Brussel&Firenze

Paul De Ridder Brussel&Firenze

Paul De Ridder Brussel&Firenze

Paul De Ridder Brussel&Firenze